Grootschalig EU-onderzoek: beter begrip bij lezen van papier
Het digitale lezen gaat gepaard met aanzienlijk minder tekstbegrip dan het lezen van papier. Dit effect is onafhankelijk van leeftijd en wordt zelfs groter naarmate de digitale revolutie voortschrijdt. Deze conclusies vloeien voort uit grootschalig wetenschappelijk onderzoek dat tussen 2014 en 2019 plaatsvond binnen het Europese onderzoeksproject E-READ. Professor Adriaan van der Weel (Universiteit Leiden) gaf hierover op 24 mei een presentatie tijdens het Intergraf-congres in Londen.
Intergraf is de wereldwijde koepel van brancheorganisaties in de grafische sector. Van der Weel is hoogleraar moderne boekgeschiedenis in Leiden. In het Hilton Hyatt-hotel sprak hij 78 internationale grafische experts toe. Dat was bij deze onderzoeksuitkomsten niet bepaald het hol van de leeuw. Hij meldde daarom persoonlijk geen enkele aversie te hebben tegen digitale media en deze veelvuldig te gebruiken, naast papieren media.
Onderzoek zal leiden tot controverse
De conclusies van E-READ zijn van grote internationale betekenis voor onder meer het onderwijs. Ze staan volgens Van der Weel ‘wel degelijk op gespannen voet met technologische ontwikkelingen die leiden tot een massale overgang op digitale interfaces in het onderwijs en bedrijfsleven’. In dit artikel behandelen we eerst de onderzoeksopzet en reikwijdte. Deze informatie leidt namelijk tot een beter begrip van de conclusies en daaruit voortvloeiende adviezen over e-reading versus paper reading. Geen interesse in de onderzoeksopzet? Lees dan direct verder vanaf het “Hoofdconclusie”.
Vroege vermoedens
Kort na de opkomst van sociale media en de smartphone ontstond in de wetenschap al het vermoeden dat het lezen van elektronische schermen kon leiden tot een oppervlakkiger begrip van de inhoud dan het lezen van papier. Zo lanceerde Nicholas Car in 2012 zijn oppervlakkigheidshypothese. Het vermogen om dieper over zaken na te denken zou worden verminderd wanneer de hersenen veelvuldig in de weer zijn met snelle interacties op basis van de korte stukjes digitale inhoud die we vooral tegenkomen in chat apps en op sociale media.
Bewijs ontbrak
Van der Weel tijdens zijn lezing in Londen: ‘De aanname is echter altijd geweest dat - naarmate de generatie van de digital natives ouder wordt - er gewenning zou optreden aan het digitale lezen. Er was echter geen overtuigend wetenschappelijk bewijs beschikbaar over wat nu beter was: paper reading of e-reading. Sommige onderzoeken uit de periode 1994-2014 wezen op een beter tekstbegrip bij het lezen van papier, maar andere onderzoeken leverden hiervoor geen bewijs. Er was overigens nergens bewijs te vinden voor de gedachte dat e-reading in vergelijking met paper reading zou leiden tot een beter tekstbegrip. Wij wilden een breder inzicht krijgen in de uiteenlopende tekstbegripsresultaten in de vele empirische studies waarin het digitale lezen werd vergeleken met het lezen van papier, en ook van de factoren die op die resultaten van invloed kunnen zijn.’
Grootschalig onderzoek naar e-reading versus paper reading
De impact van digitalisering op het lezen werd daarom verder opgepakt binnen E-READ, een samenwerkingsverband van 180 Europese wetenschappers dat startte in 2014. Het betrof een project van de European Cooperation in Science and Technology (COST), waaraan ook de Universiteit Leiden deelnam. COST wordt ondersteund door de Europese Unie in het kader van “Horizon”: het bredere, met 80 miljard euro gebudgetteerde onderzoek- en innovatieprogramma.
Binnen E-READ voerden vier onderzoekers een meta-analyse uit van bestaande wetenschappelijke studies over paper reading versus e-reading. In een meta-analyse wordt naar verbanden gezocht tussen de resultaten uit meerdere onderzoeken binnen eenzelfde thema. Waar resultaten met elkaar vergelijkbaar zijn worden gemiddelde waarden berekend. Ook worden in een meta-analyse factoren onderzocht die de resultaten wellicht beïnvloeden.
171.055 proefpersonen in 76 papier-schermvergelijkingen
Alle studies die in aanmerking kwamen voor deze meta-analyse ondergingen een kwaliteitscontrole. Het moest gaan om publicaties van na 2000 zonder hyperlinks; de inhoud en de pagina-layout moesten volledig vergelijkbaar zijn bij papier en elektronische schermen.
Als factoren met een mogelijke impact op de resultaten werd onder meer gekozen voor tekstlengte en de geoorloofde leestijd: onbeperkte leestijd versus een vooraf genoemde beperkte leestijd. Qua tekstgenre werden fictie, non-fictie en een mix hiervan onderscheiden. Last but not least werd de publicatiedatum van een onderzoek als een mogelijke invloedfactor in de meta-analyse opgenomen.
Op deze manier kwamen 54 onderzoeken in de meta-analyse terecht, die een totaal van 171.055 proefpersonen uit 19 landen omvatte. Er konden 76 reële vergelijkingen worden gemaakt van paper reading versus e-reading. De wetenschappelijke basis van dit onderzoek was daarmee buitengewoon solide en betrouwbaar.
In de meta-analyse binnen het EU-project E-READ werden alleen onderzoeken opgenomen waarin de pagina-layouts van alle e-reading en paper reading teksten gelijk waren gesteld.
Hoofdconclusie
De belangrijkste conclusie is dat de introductie van elektronische schermen heeft geleid tot een verminderd leesbegrip. Voor het meten en kwantificeren van dit verschil wordt gebruik gemaakt van een zogenoemde Hedge G-schaal van 0 (geen verschil) tot -2 (maximaal beter tekstbegrip bij lezen vanaf papier) en tot +2 (maximaal beter tekstbegrip bij digitaal lezen). De gemiddelde gemeten Hedge G-waarde bedroeg -0,21. Dat lijkt voor een leek een klein verschil, maar niets is minder waar. Om dit verschil sprekender uit te drukken zeggen de auteurs van de studie: ‘Het nadeel van het digitale lezen is 67% van de jaarlijkse toename van het leesbegrip van basisschoolleerlingen die 100% van papier lezen. Anders gesteld: wordt de jaarlijkse toename van het leesbegrip van een basisschoolleerling die van papier leest op 100 gesteld, dan is de jaarlijkse toename van het leesbegrip van een basisschoolleerling die van een digitaal scherm leest slechts 33% van die leesbegripstoename.’
De resultaten van alle in de meta-analyse opgenomen onderzoeken naar het tekstbegrip bij paper reading versus e-reading, vervat in de zogenoemde Hedge G-waarde. Alle Hedge G-waarden links van de 0 duiden op een beter tekstbegrip bij lezen van papier. Onderaan is het "mean effect" genoemd, oftewel het gemiddelde tekstbegripseffect. De Hedge G-waarde van -0,21 betekent een duidelijk betere gemiddelde score voor tekstbegrip bij het lezen van papier versus het lezen van digitaal scherm. Het bovenschrift "Between participants designs" houdt in dat in de onderzoeken uit deze lijst verschillende (maar vergelijkbare) lezers teksten op papier en op digitaal scherm lazen.
Zie de uitleg onder het vorige plaatje, met dit verschil dat het in deze lijst gaat om onderzoeken waarin dezelfde lezers werden getest op paper reading versus e-reading ("Within participants design").
Invloedsfactoren met duidelijke effecten
Uit het onderzoek blijkt verder dat meerdere van de hierboven genoemde invloedsfactoren daadwerkelijk effect hebben. Zo geldt: hoe moeilijker de tekst en hoe meer concentratie dus voor het begrip is vereist, hoe meer e-reading het aflegt tegen paper reading.
De meest verrassende uitkomst is volgens Van der Weel dat de digitale “tekstleesbegripsachterstand” stijgt naarmate de onderzoekpublicaties uit de periode 2001-2017 van recentere datum zijn. Dit gegeven is bovendien onafhankelijk van leeftijd of digitale leeservaring. Mensen blijken met het voortschrijden van de digitale revolutie dus - qua tekstbegrip - niet te wennen aan het lezen van digitale schermen. Integendeel: het verschil in tekstbegrip tussen "papier" en "digitaal" loopt met de tijd juist op in het voordeel van het lezen van papier.
Van der Weel meldde nadien aan PRINTmatters dat veel mensen die de digitalisering van het onderwijs hoog in het vaandel dragen moeilijk kunnen leven met dergelijke bevindingen en ze ter discussie stellen. ‘Maar deze resultaten liegen niet’, aldus de professor. ‘Ze lijken de oppervlakkigheidshypothese te bevestigen: het typische leesgedrag op digitale schermen lijkt niet - en zelfs steeds minder - aan te sluiten bij behoeften van mensen om informatieve teksten (diepgaand) te begrijpen.’
De misschien wel meest verrassende uitkomst van de meta-analyse uit het project E-READ: e-reading leidt (inmiddels) tot een minder diep tekstbegrip dan paper reading, en dit verschil neemt met het voortschrijden van de digitale revolutie zelfs toe; zie de rode lijn: een min-waarde (Een Hedge G-waarde van -0,21 in 2017) betekent een beter begrip bij het lezen van teksten op papier versus op elektronisch scherm.
Ook tekstgenre van invloed
Van der Weel deelde verder twee interessante uitkomsten over variabelen die het gemiddelde leesbegrip significant beïnvloeden. Eerst volgt de uitleg, dan de overeenkomstige diagrammen:
Leestijd
Een beperking van de leestijd - "Limited" - leidt tot een groter verschil in tekstbegrip in het voordeel van het lezen van papier: een Hedge G-waarde van -0,26 (zie linker blauwe balk) versus de zojuist genoemde -0,21 als gemiddelde onderzoeksuitkomst. Bij het lezen zonder tijdsfactor - "Free"- wordt het verschil in tekstbegrip tussen papier en digitaal kleiner, hoewel nog steeds in het voordeel van papier: -0,09.
Tekstgenre
Bij informerende teksten (-0,27, zie groene balk links) en teksten met een mix van informatie en fictie (-0,30, zie groene balk midden) leidt de tekst op papier tot een hoger dan gemiddeld voordeel in tekstbegrip. Bij teksten die uitsluitend verhalend zijn is het tekstbegrip bij paper reading nauwelijks (-0,01, zie de groene balk rechts) beter dan bij e-reading.
Waarom bevordert papier het leesbegrip?
Waarom leidt het lezen van papier blijkens deze overtuigende meta-analyse tot een beter en dieper begrip van de inhoud dan het lezen van een digitaal scherm? Van der Weel gaf in Londen geen pasklare antwoorden: ‘Daar moet zeker meer onderzoek naar worden gedaan. Het lijkt erop alsof mensen digitale teksten minder autoriteit toedichten. Iedereen kan een tekst op internet plaatsen, en bovendien is de inhoud ervan niet stabiel. Ook het fysieke eigendom van een papieren boek kan meespelen, waardoor je wellicht aandachtiger met de inhoud omgaat. Een andere voor de hand liggende verklaring is dat lezers op het digitale scherm worden afgeleid door andere dingen die je in die online omgeving kunt doen.’
Adviezen voor scholing en onderwijs
De Leidse hoogleraar geeft op basis van deze meta-analyse en ander onderzoek uit het E-READ-project suggesties mee aan met name de onderwijswereld. ‘Ga bij het design van leeromgevingen uit van empirische onderzoeksresultaten en niet van wat het meest trendy of sexy is. Overweeg papier en het digitale scherm onbevooroordeeld. Een volledige overgang in het onderwijs van papier naar het digitale scherm zal leiden tot achterstanden in leesbegrip en in het kritische denkvermogen. Ga daarom eerst gedegen na wat het beste werkt. Stel jezelf de vraag: “Welke leestechnologie moet ik gebruiken in welke omstandigheden om de beste leerresultaten te behalen?” Papier is een technologie met een bewezen kracht, terwijl de digitale revolutie hoe dan ook voortschrijdt. Bundeling van schermen en papier ligt daarom voor de hand. Maar als je toch kiest voor een digitale technologie, ga dan uit van een gebruikers-gedreven design, en niet een technologie-gedreven design. Zorg ervoor dat technologieontwikkelaars samenwerken met sociale en humaniora wetenschappers.’
Onderwijs in e-reading nodig
Verder ziet Van der Weel in de E-READ onderzoeksresultaten aanleiding om studenten te laten onderwijzen in strategieën om ook op digitale apparaten analytisch en beschouwend te kunnen lezen. Overigens noemt hij de resultaten van bewuste pogingen daartoe vooralsnog teleurstellend. ‘Ik raad scholen en andere onderwijsinstellingen daarom aan om hun studenten ertoe te blijven aanzetten om papieren boeken te lezen. Reserveer daarvoor tijd in het curriculum.’
'Een volledige overgang in het onderwijs van papier naar het digitale scherm zal leiden tot achterstanden in leesbegrip en in het kritische denkvermogen', aldus hoogleraar Moderne Boekgeschiedenis Adriaan van der Weel tijdens het congres van Intergraf in Londen.
* De hierboven besproken E-READ-meta-analyse werd uitgevoerd door de volgende vier onderzoekers: Pablo Delgado, Cristina Vargas en Ladislao Salmerón uit Spanje en Rakefet Ackerman uit Israël.